Zondag opnieuw stormachtig. Vanwaar al dat stormgeweld?

Diepe en zeer uitgestrekte depressies 

De komende dagen zien we opnieuw zeer diepe depressies over de Atlantische Oceaan ontstaan. De weerkaart voor zaterdag toont daarin kernen met een extreem lage luchtdruk tot om en bij 925 hPa. Dit zeer uitgestrekt lagedrukgebied met meerdere kernen noemen we een complex lagedrukgebied. Dit alles samen zal de naam Dennis krijgen, naar analogie met Ciara vorige week. 


Net zoals bij Ciara, wordt ook dit uitgesproken depressiegeweld veroorzaakt door de aanwezigheid van een zeer sterke straalstroom nabij de Newfoundland Eilanden. Deze erg sterke straalstroom is op haar beurt het gevolg van zeer koude lucht die van over de noordpool via oostelijk Canada de Oceaan wordt opgeduwd. De straalstroom is op onderstaande kaart te zien links in beeld. De grijze kleur in de kern duidt op de extreem hoge windsnelheden (op zo'n 7 km hoogte) van maar liefst 370 km/h.


De invloed van dit complex lagedrukgebied zullen wij voelen naar zondag en deels maandag toe. We zouden opnieuw windstoten kunnen halen tot dicht bij 100 km/h. Dit is opmerkelijk want de stormkern zelf bevindt zich dan nabij IJsland, duizenden kilometer hiervandaan. Dit toont aan hoe uitgestrekt en diep het complex lagedrukgebied is. In combinatie met de relatief hoge luchtdruk over Zuid-Europa (1030 hPa) wordt dus een zeer uitgestrekt en krachtig windveld gegenereerd. Er is immers een luchtdrukverschil van maar liefst ruim 100 hPa tussen zuidelijk IJsland en en pakweg zuiden van Frankrijk!


Vanwaar al dat depressiegeweld de laatste weken/maanden?

De hoofdreden is de straalstroom die al weken en maanden vrij strak tot zeer strak waait. De straalstroom is niks anders dan een kolom met sterke wind op zo'n 5 à 10 km hoogte op de grens tussen de polaire lucht in het noorden en de veel zachtere lucht in het zuiden. Zo'n straalstroom is geen egale slinger waar de wind overal even hard blaast. Nee, er bevinden zich hierin gebieden waar de wind veel sterker waait dan in andere gebieden. Nabij dergelijke 'versnellingen' van de wind (we noemen deze gebieden jetstreaks) ontstaan er gemakkelijk diepe depressies.

Wanneer de koude polaire lucht netjes bij de noordpool blijft en de warme lucht in het zuiden blijft, zien we een min of meer circulaire straalstroom die van west naar oost rondjes draait rond de noordpool. Soms echter 'lekt' de koude lucht zuidwaarts en als reactie de warmere lucht noordwaarts. De straalstroom breekt dan in stukken en wordt minder krachtig. Er is dan sprake van een slingerende straalstroom en er ontwikkelen zich uitgesproken golven (de zgn. Rossby Waves). Dit alles speelt zich af in de troposfeer, de luchtlaag onmiddellijk boven ons waar het weer zich afspeelt. We spreken dan ook van de troposferische polaire vortex (TPV). Deze TPV, waar de straalstroom dus aan gekoppeld is en zich bevindt aan de rand ervan, is gans het jaar aanwezig. Op de afbeelding hieronder is deze in de rode kleur aangegeven.

Er is echter nog een andere polaire vortex aanwezig in de atmosfeer, zij het op veel grotere hoogte: de stratosferische polaire vortex (SPV). Deze SPV bevindt zich hoog in de stratosfeer, op een hoogte tussen pakweg 20 en 50 km (op onderstaande tekening in blauw aangegeven). In de herfst, wanneer de noordpool geen zonlicht meer ontvangt en sterk begint af te koelen, begint de SPV zich te vormen. In combinatie met de lucht in meer zuidelijke gebieden, wordt het temperatuurcontrast vervolgens steeds groter en in de late winter bereikt deze vortex zijn maximum. De temperatuur in deze vortex is dan gedaald naar zo'n -80 graden! 

Aan de rand van de stratosferische polaire vortex is er eveneens sprake van een straalstroom. In tegenstelling tot de TPV is de SPV enkel aanwezig gedurende het winterhalfjaar. De SPV is veel kleiner in omvang en vertoont ook veel minder slingerbewegingen dan de TPV. Af en toe spelen beide vortexen op elkaar in al is nog niet helemaal duidelijk hoe dit gebeurt. Soms kunnen slingerbewegingen op de TPV zich verplaatsen naar de stratosfeer en de SPV verplaatsen, verzwakken en zelfs in twee breken. Het gebied waar de SPV actief is kan dan in enkele dagen tijd tot wel 70 graden opwarmen. Men spreekt dan van Sudden Stratospheric Warming (SSW). Uitzonderlijk is dat fenomeen niet, ook al wordt deze term de laatste jaren sterk gehyped. Gemiddeld eens in de twee jaar is er wel sprake van een SSW. 

Deze SSW krijgt veel aandacht in de media omdat, wanneer de SPV sterk verzwakt, ook de straalstroom in de troposfeer kan verzwakken en kan gaan beginnen slingeren. Dit vergroot in de winter de kansen op koudegolven en de kansen op nat en zacht (soms stormachtig) weer nemen dan af. Zoals gezegd is er immers een zekere interactie tussen beide systemen. Helaas is er geen echt 1 op 1 verband en zijn voorspellingen moeilijk in dat verband.   

Hieronder is de situatie weergegeven voor de komende dagen. De eerste afbeelding toont de  TPV (op 250 hPa). De gekeurde gebieden geven de straalstroom aan. Hoe paars/witter de gebieden, hoe sterker de wind waait (de jetstreaks). Een zo'n zeer krachtige jetstreak zien we over de Atlantische Oceaan (gebied met veel wit). Zoals hierboven reeds werd aangegeven is de TPV nogal chaotisch met vrij veel slingerbewegingen.


Dit in groot contrast met zijn neef in de stratosfeer (hieronder). We zien een bijna circulaire vortex waarin de windsterkte vrij homogeen verdeeld is. Ook deze kaart toont de situatie voor de komende dagen met het centrum van de SPV ergens over het noorden van Groenland.


De mate van zonaliteit (in hoeverre waait de wind van west naar oost en is de vortex dus circulair zonder al te veel verzwakkende slingering) geeft aan hoe intens de SPV is. Dit is in onderstaande grafiek weergegeven.

In het zomerhalfjaar is er geen sprake van de SPV en waait de wind in de stratosfeer zelfs van oost naar west (negatieve zonale wind op deze grafiek). Vanaf september zien we de zonale wind positief worden en ergens midden januari bereikt de zonale wind zijn piek (zwarte lijn). Daarna zien we een gestage daling om vanaf het tweede deel van april weer negatief te worden. De SPV is dan al weer verdwenen. 

De blauwe grafiek geeft de zonale wind weer van de afgelopen 9 maanden. Wat opvalt is dat, zeker vanaf midden december, de zonale wind vaak sterk tekeer ging tov de normale waarde.  Begin januari werden zelfs winden waargenomen tot zo'n 80 m/s. Zowat de winter was de zonale wind, en dus de SPV, sterker dan gemiddeld. Ook de voorspellingen voor de komende twee weken geven opnieuw een sterk zonale component van de wind weer. Wat dus ook de invloed is van een verzwakkende SPV op de straalstroom in de troposfeer, die zal er niet komen de komende weken want van verzwakking is dus allerminst geen sprake.

Hoe het ook zit met de interactie tussen beide polaire vortexen, feit is dat ze beide deze winter weinig slingeren en de bijhorende straalstromen vaak krachtig waaien. Reeds maanden hebben we veelal te maken met depressies en aanvoer van vrij zachte lucht. Hogedrukgebieden houden het zelden langer uit dan enkele dagen en bewegen snel mee met de overwegend westelijke bovenstroming. Veel ruimte voor blokkerende patronen is er niet. Op die manier kan de koude polaire lucht ons amper bereiken en dat verklaart de afwezigheid van Koning winter dit jaar.

Wanneer we even verder de toekomst inkijken aan de hand van het Europese weermodel (voor midden Nederland) dan kunnen we niet anders dan concluderen dat tot eind februari de kansen op winterweer nihil zijn. Tegen het wekend halen we opnieuw met gemak dubbele cijfers en zondag kan het zelfs 14 tot 15 graden worden. Ook daarna is geen koud weer in zicht, wel integendeel.


Ook de wind blijft lustig doorblazen met een piek tijdens komend weekend wanneer opnieuw een krachtige wind opsteekt (6 Bf). Maar ook na het weekend is de wind wel altijd goed voelbaar. Dit geeft aan dat we voorlopig nog weinig moeten rekenen op rustige anticyclonale condities.