Meer hittegolven dan vroeger?

De derde officiële hittegolf van het jaar werd vanmiddag een feit wanneer het kwik in Ukkel voor de derde dag op rij de tropische grens van 30 graden bereikte. Drie hittegolven in één zelfde zomer is zeer uitzonderlijk. Enkel de zomer van 1947 deed het voor met maar liefst vier hittegolven. In kader  van de klimaatverandering denkt iedereen uiteraard aan een verband met de opwarming van de aarde.

Om dit na te gaan nemen we er enkele grafieken bij. Evenwel met de bedenking dat het concept 'hittegolf' lastig is om statistisch te onderzoeken. Het is immers een artificiële definitie met harde criteria. Neem een zeer warme vijfdaagse waarbij het opeenvolgend 25.0, 25.1, 30.2, 30.8, 32 graden is. Dat is dus een hittegolf (5 aaneensluitende dagen van 25 graden of meer waarvan minstens 3 met minstens 30 graden). Nemen we een zelfde warme vijfdaagse met volgende temperaturen: 24.9, 25.1, 30.2, 30.8, 32 graden. Dat is dus GEEN hittegolf, want de eerste dag is het net een tiende van een graad te koel daarvoor. U begrijpt dat het in de praktijk in beide situatie even warm en zomers is, maar de eerste reeks verdwijnt in de officiële weerboeken als hittegolf, de tweede niet. Dit om maar te illustreren. We doen evenwel een poging, we hebben tenslotte bijna 120 jaar aan aaneensluitende gegevens...

Onderstaande grafiek geeft per decade (sinds 1900) het aantal hittegolven weer alsook het aantal hittegolfdagen (= aantal dagen dat we in één jaar in een hittegolf zitten, ook al gaat het om diverse afzonderlijke hittegolven...alles samengeteld dus). Eerst en vooral valt de piek op in de decade 1941-1950. Deze piek wordt grotendeels bepaald door de extreme zomer van 1947. Een tweede piek zien we in de huidige decade (2011-2020). Bemerk dat de huidige decade nog niet voorbij is uiteraard! Dit jaar bedraagt het aantal hittegolfdagen (indien het morgen nog 25 graden wordt) 18. Dat is niet weinig, ook al duurden de 3 verantwoordelijke hittegolven elk niet extreem lang. Enkel 1947 (46!), 2018 (25), 1911 (23) en 2006 (21) deden beter. 


Verdelen we de laatste 120 jaar in klimatologische delen (30 jaar), dan merken we duidelijk een piek in de laatste 30 jaar, met 165 hittegolfdagen.

Niet elke hittegolf is even nadrukkelijk aanwezig en dat hang onder andere af van de duur per hittegolf. Het valt op dat de laatste jaren de hittegolven gemiddeld gezien minder lang duren. Al is dat relatief, want vorig jaar kenden we twee opeenvolgende hittegolven van respectievelijk 15 en 10 dagen.


Kijken we naar de jaren dat er een hittegolf voorkwam (ongeacht het aantal hittegolven dat er binnen dat jaar voorkwamen), dan zien we een piek in de huidige decade. In 6 van de 9 voorbije jaren (dit jaar incluis) werd minstens 1 hittegolf genoteerd. Daar kan 2020 dus nog bijkomen.


Op basis hiervan kunnen we de terugkeerperiode berekenen. De gemiddelde terugkeerperiode tijdens de laatste 120 jaar bedraagt iets minder dan 0.3, wat overeen komt met elke 3 jaar minstens 1 hittegolf. Tijdens de huidige decade is dat cijfer gestegen naar 0.6. Dat houdt in dat er tijdens de laatste decade ongeveer op 2 van de 3 zomers minstens één hittegolf wordt geregistreerd. Dat is de hoogste terugkeerperiode sinds minstens het begin van de 20ste eeuw.


Ook in een klimatologische venster (30 jaar) zien we een piek van 0.5 (= gemiddeld om de 2 jaar minstens één hittegolf).


Hittegolven op het einde van de meteorologische zomer zijn zeldzaam. Dit is slechts in 4 zomers gelukt en deze zomer is er dus 1 van. In september is er sinds minstens het begin van vorige eeuw geen hittegolf voorgekomen maar niks zegt dat dit in de toekomst niet kan veranderen.

de laatste drie grafieken geven de impact weer van de hittegolf door er een zeker 'gewicht' aan te geven. Dat gewicht is een combinatie van de duur van een hittegolf met de gemiddelde temperatuur die binnen de hittegolf wordt vastgesteld. Hoe langer een hittegolf duurt, hoe ingrijpender een hittegolf voor mens en dier wordt. Maar ook de intensiteit speelt een rol, en daarvoor wordt zowel naar de maximum- als naar de minimumtemperatuur gekeken. Deze laatste speelt een rol voor het recuperatievermogen van mensen. Een hittegolf wordt immers als belastender ervaren als het 's nachts weinig afkoelt. Hittegolven die gepaard gaan met relatief koele nachten zijn minder belastend. De formule luidt: duur hittegolf x (gemiddelde temperatuur -19). Bemerk dat de zomer van 1947 niet meer piekt in deze benadering. Er werden misschien wel 4 hittegolven genoteerd van respectabele duur, maar de hittegolven waren niet intens (weinig tropische dagen en 's nachts redelijk wat koelere dagen). De hittegolven van 1975 en zeker die van 1976 wegen bij deze benadering zwaar door. De hittegolf van 1976 had een impact getal van maar liefst 100, de hoogste waarde in de reeks.


Zetten de het impact getal uit in de tijd, verdeeld over halve maanden, dan lijkt het er op dat het getal toeneemt doorheen de zomer met een duidelijke piek van 15 juli tot 15 augustus. De hittegolven voor 15 juni en na 15 augustus blijken gemiddeld gezien wat impact betreft vaak mee te vallen.

Hieronder staan alle hittegolven (begindata op x-as) met elk hun impact getal. Uiteraard is de laatste gebaseerd op voorlopige cijfers). Het is duidelijk dat wat betreft gewicht (impact) van de hittegolven, er geen tendens valt waar te nemen.


Op basis van de cijfers zien we dus soms voorzichtige tendensen maar het is lastig om met een fenomeen als een hittegolf, met zijn grote variabiliteit, zeer harde uitspraken te doen. De komende jaren zal moeten blijken of de tendensen zich bevestigen. Feit is dat onderzoek aantoont dat er een link is met het aantal hittegolven, de extreme zomertemperaturen en de droogte over het Europese continent. Deze droogte zou volgens studies weer gelinkt zijn aan verstoorde atmosferische patronen ten gevolge de klimaatopwarming.

Diverse factoren spelen immers een rol. Enerzijds wordt het gemiddeld gezien warmer zodat we dus gemiddeld gezien sneller aan de criteria voldoen van een hittegolf (bij eenzelfde situatie op de weerkaarten). Maar minstens even belangrijk blijkt dat de atmosfeer gemakkelijker in 'blokkade' gaat waardoor hogedrukgebieden meer kans hebben zich te nestelen over het continent waardoor de warmte ons sneller kan bereiken uit warme brongebieden zoals Noord-Afrika of Zuid-Europa. Tenslotte zorgen dezelfde hogedrukgebieden dat het continent de laatste jaren frequenter droge perioden kent. Warme lucht die dan vanuit pakweg het zuiden naar het noorden wordt geblazen zal dan minder snel afkoelen onderweg waardoor het dus opnieuw warmer zal zijn dan wanneer de droogte minder uitgesproken is. Uiteraard hebben deze factoren onderling ook nog eens een (versterkende) invloed.

(bron voor het opstellen van de grafieken: KMI)